Het verschil tussen weten en doen

Je weet natuurlijk best dat teveel suiker slecht voor je lichaam is, net als chips, chocolade, dropjes etc. etc.

Maar waarom eet je het dan toch? Misschien heb je al verschillende webinars gevolgd over de gevolgen van suiker of er boeken over gelezen. En toch lukt het je niet om het compleet uit je leven te bannen.

Waarom eten we toch dingen waarvan we weten dat het niet goed voor ons is?

Het is allemaal de schuld van jouw oerbrein.

Eigenlijk zijn we genetisch nog helemaal niet zoveel aangepast ten opzichte van de oermens. Ons brein is daarom ook nog ingesteld op schaarste, terwijl we (hier) toch even wel behoorlijk in overvloed leven. Daarom zijn we nog steeds dol op zoet en vet want dat geeft lekker snel en veel energie en dat verhoogt weer de kans op ons overleven.

Wat zou het fijn zijn als ons brein daarop zou worden aangepast. Dat we een reep Tony Chocolony (mijn guilty pleasure) even lekker zouden vinden als een komkommer of een broccoli. Probleem opgelost!

Helaas is dat niet de werkelijkheid. En dat weten de fabrikanten ook heel goed. Zij doen er dan ook alles aan om producten voor ons onweerstaanbaar te maken, waardoor het voor ons moeilijk is om te stoppen met eten en we het blijven kopen. 

Is het dan helemaal hopeloos?

Nee!! Gelukkig niet.. Want hoewel ons oerbrein dus al sinds de oertijd dol is op zoet en vet kregen we toen lang niet zoveel suiker en (‘verkeerde’) vetten binnen als tegenwoordig.

Zoveel zoet hebben we helemaal niet nodig. En hoewel het gevaar er dus in zit dat we verslaafd raken aan suiker, ligt daar ook direct een kans.

Want op het moment dat we een tijdje stoppen met het eten van suiker wordt de behoefte naar suiker ook ineens een stuk kleiner. En dan loop je in de supermarkt wel fluitend langs die Tony’s en heb je er helemaal geen last van dat er dropjes in de kast liggen.

Naast de suikerverslaving is ook de hoge koolhydraatinname in het Westen het probleem. Dat heeft namelijk een groot effect op de bloedglucosespiegel (bloedsuikerspiegel). Wanneer deze flink stijgt gaat de alvleesklier insuline produceren om de bloedglucosespiegel weer te laten zakken. Gebeurt dit vaak dan raakt dit systeem een beetje ontregeld en volgen er op hoge pieken ook diepe dalen. De bloedglucosespiegel wordt dan te laag. Dat kun je merken doordat je trillerig wordt, sterretjes ziet en/of “hangry” wordt. Omdat onze hersenen qua brandstof afhankelijk zijn van glucose vinden zij de dalen niet leuk. Dan komt het oerbrein weer in actie want de overleving komt in gevaar! Dat maakt dus dat er allerlei signalen afgegeven worden aan je lichaam dat je MOET eten. En hier weerstand aan bieden is heel erg moeilijk. Op die manier kom je in een vicieuze cirkel terecht die je moet gaan doorbreken.

Voor mij zijn er 2 periodes in het jaar waarbij is dat lastig vind. Ik ben best gevoelig voor suiker, daarom eet ik het ook niet zoveel. Maar rond Pasen en in december gaat het soms “mis”. Het is niet alleen dat je dan af en toe een paaseitje of pepernoot eet, maar het geeft zo’n kettingreactie. Mijn behoefte aan suiker wordt ook op andere momenten groter en hoewel ik dan begin met 1 paaseitje  worden het er in de loop van de dagen zomaar meer.. Dan voldoet 1 paaseitje niet meer en is het steeds moeilijker om te stoppen. ‘s avonds heb ik ineens meer trek in zoet en ik krijg minder zin in groenten.

Gelukkig kan ik nu na die periodes vrij gemakkelijk weer terug schakelen, maar dat is niet altijd zo geweest.

Conclusie & tips:

1Hou je bloedglucosespiegel zo constant mogelijk, dat zorgt er ook voor dat je veel minder cravings krijgt. Dat maakt het echt makkelijk om te stoppen met teveel suiker eten. En hoe minder suiker je eet, hoe minder behoefte je eraan krijgt. 

Hoe doe je dat dan? 

  1. Zorg ervoor dat je maaltijden bestaan uit eiwitten, gezonde vetten en wat koolhydraten, het liefst uit groenten en fruit. Denk bijvoorbeeld aan een salade met wat kip of zalm, avocado, groenten naar keuze en een dressing van citroensap en olijfolie. Voeg hier eventueel een paar el volkoren rijst of quinoa aan toe. Dan blijf je langer verzadigd én hou je je bloedglucosespiegel constant.
  2. Eet niet vaker dan 3-4 keer per dag. Maak je maaltijden voedzaam genoeg en bouw dit rustig af als je nu veel vaker per dag eet.
  3. Vertel je brein dat er overvloed is in plaats van schaarste.